Caja.

Eindhoven

Hoewel Caja geen kinderwagenmerk is vinden wij het toch dat zij hier niet mag ontbreken. Caja was ´hofleverancier´ van vele grote kinderwagenmerken in binnen- en buitenland zoals Koelstra en Silver Cross.

Folder van Caja

Eindhoven

Caja kinderwagenwielenfabriek was gevestigd aan de Bosschedijk 960.
Caja is opgericht door de broers CArel en JAn Bullens.
Het bedrijf leverde wielen in 167 verschillende uitvoeringen voor de diverse markten (landen). Ze leverden niet alleen de kinderwagenwielen maar ook andere onderdelen zoals bijvoorbeeld kapklemmen.

 

Drs. A. de Haan meldde op 21 oktober 2017 het volgende:

THUISARBEID MET CAJA-WIELTJES Even memoreren, dat in Best door veel mensen in Wilhelminadorp 's avonds massaal de spaken in de wieltjes aan het zetten waren. Dit als bijverdienste. Voortdurend zag je in het dorp de Volkswagenbusjes met bundels kinderwagenwieltjes rijden om nieuwe of gereedgekomen wieltjes weer naar Acht te brengen.

Kerkrade

Het goed lopende bedrijf is in het kader voor het scheppen van werkgelegenheid verplaatst naar Zuid Limburg, Steenbergstraat 25, Kerkrade. Dit was in de tijd dat de Staatsmijnen (met name de Willem-Sophia mijn, ca. 1970) werden gesloten en er veel mijnwerkers naar werk zochten. Het werd aanvankelijk dus opgezet als een sociale werkplaats, later is het weer een bedrijf geworden en onderdeel van de VDL-groep. Directeur was toen dhr. René Bodewitz. In 1981 heeft Koningin Beatrix Caja nog met een bezoek vereerd. Caja produceerde ca. 3 miljoen kinderwagenwielen per jaar. In maart 2009 is het bedrijfspand gesloopt.
Sinds 2004 is de merknaam Caja in handen van een Frans/Pools bedrijf.
(Bronnen: www.eindhoven-in-beeld.nl, www.limburg.nl, www.limburgsemijnen.nl, www.volkskrant.nl)

Onderstaand een bijdrage van Dhr. Frans Gommers op 19-05-2012 op de website eindhoven-in-beeld

In het tijdschrift 'De Bouwrevue' uit 1959 trof ik een uitgebreid artikel over de Achtse fabriek van kinderwagenwielen.
Het artikel plaats ik onverkort;

Toen op 1 maart 1945 in Acht, gemeente Eindhoven, officieel de firma CAJA werd opgericht, wisten de firmanten èn broers Carel en Jan Bullens, nog niet precies, welk artikel zij in de toekomst in hun fabriekje, dat eigenlijk niet meer was dan een houten kippenhok van vier bij zes meter, zouden gaan maken. Voorlopig wilden ze alles maken wat verkoopbaar leek, maar van één ding waren ze reeds overtuigd: in het artikel zeiljachten en kano´s zagen zij niets, Toch vormde een zeiljacht de grondslag van een, nu belangrijke, kinderwagenwielen industrie, welke zelfs 500.000 wielen per jaar exporteert en waar ruim 100 mensen werken.

In 1943 werkte Jan Bullens nog bij Philips en zijn broer Carel was, na een kort verblijf in Duitsland ondergedoken. De dagen duurden lang voor hem en zo kwam hij op het idee een zeiljacht te gaan bouwen, waarvoor hij de tekeningen kocht. Hij bouwde een werkplaats van strobalen en daar werd de kiel voor het scheepje gelegd. Jan Bullens hielp zijn broer elke avond, totdat zij het werk moesten staken wegens geldgebrek. Met het aanschaffen van nieuw materiaal moest worden gewacht, tot zij een manier hadden gevonden geld te verdienen. Dat deden de twee broers met het vervaardigen van kinderschepjes. Voor dit artikel verwerkten ze oude spatborden van auto´s en een houtwarenfabriek leverde hen een partij afval-bezemstelen. In die tijd werd elk artikel verkocht en de zaak floreerde uitstekend. Er werden zelfs drie arbeiders in dienst genomen, die zich uitsluitend met het vervaardigen van kinderschepjes bezig hielden. In hun vrije avonden konden beide broers verder bouwen aan het jachtje. Het kostte hun geen enkele moeite om dat later van de hand te doen. Van de opbrengst werden een cirkelzaag, een lintzaag en een schaalbank aangeschaft. Op 28 februari 1945 zag Jan Bullens zich zelfs genoodzaakt ontslag te nemen bij Philips: het werk in zijn eigen bedrijf eiste hem volledig op. Toen op 1 maart van dat jaar officieel de CAJA werd opgericht, hadden de broers vijf man personeel in dienst om kinderschepjes, schaatsen, kinderkruiwagens en kinderfietsjes te vervaardigen.

Dat het goed ging, bleek ook uit het feit, dat hun produktie tot 1000 kinderschepjes per week steeg, ondanks materiaalschaarste! Toen de winter aanbrak, bleek de keuze van dit hoofdprodukt toch niet geheel juist te zijn. Dat speelgoed was een typisch seizoenprodukt en de beide ondernemers moesten zich gaan afvragen, waar in die tijd meer vraag naar was.

Natuurlijk was er vrijwel aan elk artikel gebrek, doch zij wilden op hun eigen terrein, d.w.z. in de metaalbranche, blijven. Met het maken van een wandelwagentje meenden zij niet ver buiten hun gebied te treden. Van electriciteitsbuizen, met de hand geslagen wielen, oude kistjes en boekbinderslinnen (voor de stoffering) werd het eerste wagentje vervaardigt. En al gauw stonden er een twintig stuks op een koper te wachten.

De wandelwagenproduktie steeg tot honderd stuks per week, een fabrieksgebouw van 48 bij 7 meter verrees, terwijl het personeel tot twaalf man werd uitgebreid.

Hoewel de ondernemers van het begin af aan een gespecialiseerd metaalbedrijf hadden gedacht kwam men toch min of meer toevallig bii het kinderwagenwiel terecht. Ons land bezat verscheidene kinderwagenfabrieken, maar er was geen kinderwagenwielenindustrie van enige betekenis. Deze wielen werden voornamelijk uit België geïmporteerd; de jonge Eindhovense industrie viel echter buiten de distribuering. Zij moest dus wel het besluit nemen, zelf wielen te gaan maken; wielen, die beter moesten zijn dan het geïmporteerde produkt. Een excenterpers en een revolverdraaibank werden aangeschaft. In korte tijd kon een produktie van 800 wielen per week worden bereikt, maar deze hoeveelheid wielen was meer dan het eigen bedrijf nodig had. Toen werd de onderneming dus gedwongen naar buiten te treden. Al dadelijk had men afnemers gevonden. De eerste order was de levering van 400 wielen, wat echter met zich bracht dat de Nederlandse kinderwagenindustrie hen voor de keus stelde: fabrikage van kinderwagens of van wielen. Zo kwam men tot één produkt. Met de toename van de produktie was ook een zoeken naar een nieuw afzetgebied noodzakelijk. Bij het bestuderen van de markt kwam men tot de overtuiging, dat men zijn produkt over de grenzen moest brengen. Voor een kinderwagenwiel vindt men immers binnen de grenzen steeds een beperkt aantal afnemers. Men slaagde erin, afnemers in België, Zwitserland, Zweden, Noorwegen, Denemarken, Finland e.a. voor het produkt te interesseren. Nu speelt bij het kinderwagenwiel de wijze van bevestiging een belangrijke rol. Men vond nieuwe bevestigingssystemen, waarop patenten werden verkregen en mede hierdoor gelukte het een groot deel van de buitenlandse markt te veroveren. Thans beschikt CAJA over een prachtig machinepark. Waarvan 25 % uit speciale machines bestaat, die door de technische directeur en zijn staf ontworpen en in eigen bedrijf vervaardigd werden.

Rond de jaarwisseling 1955-1956 werd een nieuw fabriekscomplex betrokken, tot die bouw waarvan in 1953 was besloten. Door het vrij komen van de oude fabrieksruimte kon de reeds lang gekoesterde wens in vervullinq gaan, om de galvanische bewerking, het verchromen van de produkten, in eigen hand te krijgen. Om dit doel te bereiken werd een nieuwe N.V. opgericht, die als basisproduktie heeft het verchromen van de produkten van CAJA. Een nauwkeurig marktonderzoek had reeds uitgewezen, dat de overcapaciteit van dit bedrijf ruimschoots gedekt kon worden door het aantrekken van werk voor derden. De inrichting van deze onderneming is zeer modern en de nieuwste apparatuur op het gebied van de galvano techniek is hier opgesteld. Volkomen aangepast aan de gang die het product maakt tijdens het galvanisch proces. Reeds korte later, n.l. in het voorjaar 1957, bleek het noodzakelijk een nieuwe fabriekshal achter de bestaande te bouwen teneinde de zich steeds uitbreidende produktie ten behoeve van de export te kunnen opvangen. Deze hal bestaat uit een betonkonstruktie met een dak van fusee ceramique.
De sterk vergrote produktie bracht tevens aan het licht, dat maatregelen dienden te worden genomen om de interne organisatie hieraan aan te passen.

  1. De planning is in een nieuwe vorm gegoten, waardoor de routing in het produktieproces nauwkeurig vastgesteld kan worden en de hoogst mogelijke efficiency bereikt kan worden. Ofschoon deze afdeling in het verleden natuurlijk ook bestaan heeft, is deze thans volkomen aangepast.
  2. Intern transport. Dit onderdeel van het bedrijf is intensief bekeken en is thans als een afgerond geheel te beschouwen. Hierdoor werd het mogelijk om de goederen die in het produktieproces gereed gemaakt werden, vlot af, en de grondstoffen snel aan te voeren. Hiervoor werden palets, transportbakken en -kratten aangekocht en het blijkt in de praktijk dat hiermede in een behoefte is voorzien.
  3. Magazijn. Uit de verbetering van het interne transport vloeide voort dat ook aan de magazijnen de nodige aandacht geschonken werd. Ook dit onderdeel is onder handen genomen en aangepast aan de algehele verbetering van het interne transport. De hiervoor benodigde ruimte kwam vrij door het ingebruik nemen van de tweede fabriekshal.
  4. Fabrikage. Het vergroten van de produktie bracht voorts met zich mee dat er in 1956 en 1957 verschillende aanschaffingen werden gedaan op het gebied van machines e.d. waardoor deze verhoging zonder veel moeilijkheden opgevangen kon wonden.
  5. Ontwikkeling en research. Doordat de export zich op een veel bredere basis ging ontwikkelen werd de behoefte gevoeld om die afdeling uit te breiden teneinde alle binnen- en buitenlandse afnemers van dienst te kunnen zijn met technische gegevens en het uitwerken van problemen, maar daarnaast ook nog om nieuwe eigen produkten te ontwikkelen en te vervaardigen.

Zoals gezegd heeft de export zich in de laatste twee jaren sterk ontwikkeld, mede dankzij een intensieve campagne, die in diverse landen werd en wordt gevoerd. Het resultaat was zeer gunstig en heeft ertoe geleid dat vele nieuwe afnemers werden gewonnen. Na het doorvoeren van het Euromarktverdrag zullen de tolmuren, die thans in enkele landen nog een belemmering zijn, wegvallen en de verkoop in Europa ten goede komen.

Een analyse van de omzet gedurende het jaar 1956 toont het volgende beeld afzet van wielen in het binnenland 26,75%; wielen bestemd voor export 44,98% ; werk voor derden 28,27%.

Onder het "werk voor derden", dat, zoals men ziet een belangrijk percentage van de produktie omvat wordt verstaan het vervaardigen van trek- en snijmatrijzen en het stampen van speciaal-produkten: gespecialiseerde artikelen, waarmede andere bedrijven moeilijkheden ondervinden. De moderne gereedschapsmakerij stelt de onderneming daartoe in staat.

De vooruitzichten voor het jaar 1958 en de daarop volgende jaren zijn niet ongunstig. De bestedingsbeperking heeft zijn invloed niet doen gelden, ook niet in de particuliere sektor. De export, die het grootste gedeelte van de omzet uitmaakt, zal, naar het zich laat aanzien die der voorafgaande jaren overtreffen, waardoor de toekomst met redelijk optimisme tegemoet gezien kan worden.

Wellicht is bij de lezer van dit artikel de vraag gerezen: zijn de heren Bullens misschien tovenaars of anders grote geluksvogels? Het antwoord hierop moet luiden: noch het een, noch het ander. Wél zijn de broers prima leiders en missehien hebben zij hier en daar, het overigens in zaken zo onmisbare geluk gehad, maar in de eerste plaats hebben zij hun succes te danken aan noeste arbeid gepaard aan doorzettingsvermogen en een vooruitziende blik.

Nach oben scrollen